Home Kennisplein Groen gas in een notendop

19 juli 2021

Groen gas in een notendop

CCS Energie-advies nam onlangs de gemeenten van de RES West Overijssel mee in ‘het verhaal’ van groen gas tijdens de werkplaats van 27 mei 2021 . Hierbij kregen de deelnemers antwoord op vragen als: Wat is groen gas? Hoe wordt het geproduceerd? Welke verschillende vormen van vergisting zijn er? Wat is het verschil tussen groen gas/biogas? Wat zijn de feiten en fabels over groen gas? Maar ook werd er een beeld geschetst welke schaalgroottes er mogelijk zijn en welke ontwikkelingen spelen een rol (stikstof & veestapel inkrimping).

 

De verhelderende presentatie riep ook weer enkele vragen op. Vragen, die niet specifiek voor één gemeente of project gelden, maar voor velen zullen spelen. Daarom hieronder een bundeling van de vragen en antwoorden uit het webinar, waarbij de antwoorden gegeven werden door experts van CCS, Stichting Biogrondstoffen en Duurzame Energie Oost Nederland (BEON) en provincie Overijssel.

Zijn de voorwaarden bij mestvergisting voor elk type vergister hetzelfde?

De vergunningsvoorwaarden hangen met name af van de grootte van de vergister, de grondstoffen die vergist worden en de omgeving waarin deze geplaatst wordt. De SDE-voorwaarden hangen samen met de grondstoffen waarmee de vergister gevoed wordt (monomestvergisting of mestcovergisting/allesvergisting, en de capaciteit van de vergister.

 

Is vergisting alleen rendabel met subsidies?

Ja, dat klopt. Met exploitatiesubsidies (SDE++) wordt het kostenverschil overbrugd tussen de productie van fossiel aardgas en de productie van duurzaam, groen gas die duurder is. Dit kostenverschil ontstaat doordat bij winning van aardgas een groot deel van de infrastructuur door de Staat wordt vergoed, bij de productie van groen gas ligt dit in particuliere handen. Verder is de schaal van bedrijfsvoering anders, fossiele energiewinning gebeurt op grote schaal. Bij aardgas is het hoofdproduct verder al aanwezig in bestaande voorraden, bij vergisting moet het gas nog gevormd worden.

 

Mestvergisting heeft veel voordelen, maar in Nederland wordt nu minder dan 5% mest vergist:  hoe kan dat? Zit dat vooral in vergunningverlening en SDE, en alles wat daarmee te maken heeft? Het procedureel ‘gedoe’ met een afbreukrisico en dat mestvergisting als riskante business wordt gezien, gelet op de lage prijs?

Het procedureel ‘gedoe’ bij vergunningverlening zien wij uiteraard ook graag anders en door gesprekken met gemeenten wordt dit absoluut beter. Kennis over vergunningverlening bij kleinschalige mestvergisting is bij veel gemeenten nog niet of onvoldoende aanwezig. CCS, of algemeen de adviseur, moet daarom de betreffende gemeente mee nemen en uitleg geven welke aspecten hoe geregeld zijn (bijv. vergunningverlening milieudeel o.a. in Amvb). En dat bij elke gemeente opnieuw, waar voor de eerste keer een kleinschalige mestvergister aan de orde is.

De lage prijs van gas wordt gecompenseerd met de SDE-subsidie, waar de inkomsten voor de boer vooral vandaan moeten komen. Naast beperking van de bedrijfsrisico’s door het vangnet van de SDE biedt vergisting ook de mogelijkheid om milieuwinst op andere vlakken te halen. Denk aan emissiearme vloeren die kunnen zorgen voor dagverse mest in een vergister, en zo hogere biogasopbrengsten leveren.

De SDE++ voor vergisters worden afgerekend op prijs per geleverde kW. Vergisters hebben meer subsidie nodig omdat ze duurder zijn dan andere opwektechnieken. De boeren schrijven daarom in een latere fase op de SDE in. Er is nu nog maar 1 SDE-ronde per jaar. Voor veel boeren is vergisting geen core business, vergisten is wat minder tastbaar. De drempel is dan snel te hoog.

 

Wat gebeurt er na de SDE periode van 12 jaar?

De SDE wordt voor de duur van 12 jaar gegeven. Voor bestaande installaties kan je vervolgens na die 12 jaar verlengde levensduur SDE++ aanvragen. In de nieuwe SDE ++ van dit jaar is deze categorie opgenomen. Voordeel is dan dat de installatie al afbetaald is. Je kan met de verlengde levensduur óf groen gas of warmte leveren, of elektriciteit opwekken.

 

Op de website van Noord Oost Twente staat dat de kwartiermaker een pleidooi heeft gehouden voor kleinschalige mono-mestvergisting. Wordt hier al een lobby voor gevoerd?

Ja. BEON pleit samen met partijen uit de biogassector voor een aparte categorie voor boerderijvergisters, dan hoef je niet te slepen met mest. Dit punt is nu landelijk aangemeld. Vanuit de provincie is ook in Den Haag gepleit om deze categorie aantrekkelijker te maken. Boerderijvergisting gaat nu als dringende wens mee in de consultatieronde voor de SDE voor volgend jaar, want er is veel belangstelling in en buiten Overijssel voor boerderijvergisters.

 

Er komen elk jaar wel verzoeken voor mestvergisters, nu loopt de consultatieronde voor de nieuwe SDE++ in 2022. Lobby is al genoemd. Produceren van groen gas is de eerste stap om de potentie in de regio te verzilveren. Zijn er gemeenten bij die zeggen hier willen we samen in optrekken zodat de consultatie wat meer body mee kan worden gegeven?

De consultatie is thans op SDE van volgend jaar gericht. De sector heeft ook hoge ambitie, 2 miljard kuub groen gas produceren in 2030. Gemeenten hebben groen gas ook hard nodig, voor de warmte transitie. Natuurlijk helpt samen optrekken! Zoals gezegd vindt vanuit de sector een brede samenwerking in de SDE-consultatierondes al plaats. Om een betere, optimale SDE te krijgen, moet het ministerie overtuigd worden met meestal praktijkcijfers en details . We hebben in ieder geval meer productie nodig en de voorwaarden daarvoor (SDE) moeten gunstiger worden, dat signaal kunnen we graag met z’n allen afgeven.

In de video ‘Goede voorbeelden van Biomassa gebruik in Overijssel’ werd over bio-vergister gesproken. Is dat co-vergisting, mono-vergisting of nog iets anders?

In de video (zie hieronder) wordt vooral uitgegaan van de mest zoals die er op de boerderij vrijkomt, dus vooral monovergisting. BEON ziet in deze trend ook echt de toekomst. Een vergisterinstallatie met een capaciteit van kleiner dan 400 kW betekent dat het bedrijf tussen de 600 en 800 koeien heeft.

Biovergister omvat alle typen vergisters. Het staat verkort voor biomassavergister.

Groen gas (opgewaardeerd biogas) gaat niet via een aparte gasleidinkje naar een woning toe, dat moet via de openbare aardgasleiding en vaak is ook een boosters nodig. aansluiting op het leidingenwerk en algemeen de infrastructuur lijken ingewikkeld.

Of en hoeveel groen gas in het aardgasnet ingevoed kan worden, ligt aan de capaciteit van het aardgasnet op de betreffende locatie. Over het algemeen kan invoeding van groen gas in het openbare netwerk via een relatief kleine gasleiding. Het verschil tussen het verbruik/afname en de productie van groen gas zit in de tijdigheid. In een vrijstaand huis wordt gemiddeld rond de 2.000 m3 aardgas per jaar verbruikt, maar dit is uiteraard vooral ’s winters. Bijvoorbeeld: je productie is 320.000 m3 groen gas, maar dit wordt jaarrond geproduceerd en dus kun je dit over veel meer uren verspreid het openbare aardsgasnet in blazen. Als je heel afgelegen woont, is dat wat lastiger. Deze vraag is iets wat je met de betreffende netbeheerder moet opnemen. Netbeheerders  doen dan een haalbaarheidsstudie voor de invoeding. Het zijn vaak korte lijntjes met de netbeheerder, dat loopt goed. Netbeheerders hebben een aansluitplicht voor groen gas.

 

Gezegd wordt dat het proces van mono-mestvergisten vrij eenvoudig is. Klopt dat? Moet een boer niet veel kennis hebben om een dergelijk project tot succes te brengen.

Mono-mestvergisting lijkt een beetje op het voeren van een koe. Dat is het voordeel van werken met vergisters bij boeren, maar de vergister blijft natuurlijk een technische installatie die onderhoud nodig heeft en regeltechniek. Maar die technische kennis hoeft niet van de boer te komen, die kan hij/zij inhuren.

 

Zit er verschil in kwaliteit van mest tussen de ene boer en de andere boer? Als je centraal gaat vergisten en de digestaat terug gaat brengen naar de boer, moet hij dan zijn ‘eigen’ mest terugkrijgen?

Er is zeker verschil in kwaliteit, alhoewel kwaliteit een subjectief begrip is. Gehaltes in de mest wisselen van boer tot boer, daarom moeten mesttransporten bemonsterd worden. Zo is te controleren welke hoeveelheid voedingsstoffen (vooral stikstof en fosfaat) ontvangen of afgevoerd worden. Een boer hoeft dus niet zijn eigen mest (digestaat) terug te krijgen. Achteraf wordt simpelweg een balans opgesteld om te zien hoeveel stikstof en fosfaat zijn afgevoerd en hoeveel er weer terug is gekomen. De reststroom kan na vergisting (digestaat) bewerkt worden om verspreiding van ziektekiemen te voorkomen.

 

Wat doet digestaat met de bodemkwaliteit?

Bij bodemkwaliteit wordt gekeken naar mineralen en organische stof. De hoeveelheden mineralen en effectieve organische stof veranderen niet tijdens vergisting. De bacteriën in de vergister breken alleen gemakkelijk verteerbare organische stof af. Deze organische stof was anders snel na bemesting op het land door het bodemleven afgebroken. Bij ‘gewone mest’ gaat het om 20% van de organische stof. Als je een boerderijvergister hebt, en daar geen co-producten aan toevoegt, zal er dus iets minder organische stof in het digestaat zitten, dan in de ingaande mest. Voor de bemesting van grasland, zal dit waarschijnlijk een licht positief effect hebben op de opbrengst, omdat de mineralen sneller beschikbaar komen. Wel is een deel van het ‘eten’ voor het bodemleven al weg, wat in theorie slecht kan zijn voor het bodemleven. Langdurige proeven met digestaat door Wageningen University laten echter geen negatieve effecten zien. Dit sluit aan bij de ervaring in Noord-Deurningen. Daar werd zelfs een positief effect geconstateerd.

Houdt vergisting de intensieve veehouderij in stand?

Nee, intensieve veehouderij en vergisting hebben weinig met elkaar te maken, ook een biologische boer kan een vergistingsinstallatie op zijn erf plaatsen.

Als een vergister wordt voorzien van een installatie voor mineralenverwerking voor het verwerken van het lokale mestoverschot, dan zou dit als stimulering kunnen worden gezien van de intensieve veehouderij. Echter, de intensieve veehouderij in Nederland is gebonden aan een strikt stelsel van dier- en milieurechten. Een groei van de intensieve veehouderij is daarmee uitgesloten.

Zelfs als de dierstapel krimpt, is er nog genoeg mest voor vergisting: er wordt in Nederland slechts 4% mest vergist.

 

Hoe verhoudt mestvergisting zich op lange termijn tot de inkrimping van de veestapel?

Op dit moment wordt ca. 4% van alle mest in Overijssel vergist. Zelfs bij stevige inkrimping van de veestapel is er nog voldoende mest over om 100 miljoen m3 groen gas te produceren in Overijssel. Hierbij is uitgegaan van de helft van de huidige hoeveelheid rundveemest in Overijssel.

 

Zijn er risico’s op het overtreden van de wet?

Risico’s op wetsovertredingen zijn er in elke sector en niet specifiek bij mestvergisting. Van grote mest(co)verwerkingsinstallaties zijn wel overtredingen ’bekend geworden. Er zijn de laatste jaren incidenten geweest met mestfraude en overtredingen bij mestcovergisting waar ook afvalstoffen in cosubstraten weggewerkt werden. Bij mono-mestvergisting zijn deze risico’s echter niet aanwezig: er worden geen cosubstraten toegevoerd en er wordt slechts mest van één of enkele boerderijen ingezet. Bij buurt- of boerderijschaal vergisting met een gezonde economische bedrijfsvoering, zijn risico’s op overtredingen miniem.

 

Wat is de rol van de Omgevingsdienst?

De rol van de omgevingsdienst is vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu, in opdracht van het bevoegd gezag (meestal gemeenten). Met de voorschriften bij vergunningverlening kan de milieu-impact op de omgeving worden beperkt. Door toezicht en handhaving kan tijdig bijgestuurd en gezorgd worden dat de exploitant van de mestvergisting de wettelijke regels naleeft. Zo behoudt mestvergisting een goed imago en levert een positieve bijdrage aan de energietransitie en de duurzame landbouw.

Is er geuroverlast te verwachten?

Bij kleinschalige vergisting op boerderijschaal zijn nauwelijks klachten. Wanneer een veehouder besluit een vergistingsinstallatie te plaatsen, dan neemt de geuremissie op die locatie over het algemeen af. Dit komt omdat vergiste mest (digestaat) minder sterk ruikt dan gewone mest. Als digestaat op het land uitgereden wordt, ruik je dit dus minder (lang). De vergister zelf is luchtdicht uitgevoerd en is daarom geurloos. Alleen bij het lossen en het voeden van de installatie kan geur vrijkomen. Bij veel vergisters vindt nog een scheiding plaats van de fosfaatrijke ‘dikke fractie’ en de stikstofrijke dunne fractie. Bij het scheiden komt geur vrij. Dit kan, wanneer onvoldoende afgezogen, incidenteel geuroverlast geven.

Bij goed beheer is de geuroverlast minimaal. Ook moderne stalsystemen helpen daarbij. Incidenteel kan geuroverlast optreden tijdens onderhouds­werkzaamheden, waarbij de vergister geopend wordt. Normaal gesproken is dit minder dan 1 maal per jaar.

 

Zijn er cursussen voor potentiële vergisterexploitanten?

Ja, er is bijvoorbeeld een cursus ontwikkeld die bij CCS op de website te vinden is.

 

Feiten, fabels en FAQ

In de presentatie is aanvullend nog een overzicht met feiten en fabels over vergisting te lezen. Maar ook op de website van BEON is meer informatie hierover te vinden in de FAQ op het gebied van vergisting.

 

Inspiratie

Over het thema mestvergisting hebben we op deze website meer documentatie en tips beschikbaar. Kijk daarom ook eens naar de artikelen die eerder zijn verschenen.