Home Kennisplein Integratie van de energietransitie op het platteland en in de stad

9 december 2020

Integratie van de energietransitie op het platteland en in de stad

1e Partnerbijeenkomst onderzoeksproject ‘Regional Energy Transition as Systemic Integration’ (RETSI)

De energietransitie brengt de opwekking van energie nadrukkelijk terug in het landschap. Deze ruimte is ook nodig voor andere opgaven, zoals klimaatadaptatie en duurzame landbouw. Een integrale aanpak is vaak niet alleen aantrekkelijk maar ook bittere noodzaak. Hoe bereik je integratie van de energietransitie met andere ruimtelijke opgaven? Deze en andere vragen stonden centraal tijdens de 1e partnerbijeenkomst van het RETSI project, die op 9 november 2020 werd georganiseerd door onderzoekers van de Universiteit Twente. Deelnemers aan de bijeenkomst waren vertegenwoordigers van de provincie, gemeenten, het waterschap, energieproducenten, coöperaties, netwerkorganisaties, een adviesbureau en andere kennisinstellingen. We vroegen deelnemers na te denken over twee casussen die potentie hebben voor integratie. Eén op het platteland en één in de stad. We vroegen deelnemers: Voor welke maatschappelijke problemen zou dit project een oplossing kunnen zijn? Welke partij zou je als eerste benaderen? Wat voor positieve effecten zou het project kunnen hebben? Wat is er vanuit de samenleving nodig om het project tot een succes te maken? Tijdens de bijeenkomst bleek dat op deze vragen tal van antwoorden mogelijk zijn.

 

Hoe bereik je integratie op het platteland bij het omzetten van mest naar biogas?

Stel je bent een boer in Noordoost Twente. Met een groepje andere boeren wil je mest gaan vergisten om biogas te leveren aan gemeenten. Hiervoor wil je een business case gaan ontwikkelen. Deelnemers zien verschillende kansen. Het biogas dat wordt geproduceerd kan als duurzaam gas worden afgezet, maar kan ook omgezet worden in duurzame elektriciteit en warmte. Aldus draagt het initiatief bij aan de energietransitie. Tegelijkertijd kan de vergisting van dagverse mest bijdragen aan de reductie van stikstof en methaan en de verduurzaming van agrarische activiteiten. De leefomgeving, de regionale economie en het imago van de boer kunnen hierdoor verbeteren.

Om dit soort initiatieven mogelijk te maken is er volgens de deelnemers meer draagvlak en begrip voor de sector nodig is. Met het oog hierop werd de omgeving verschillende keren genoemd als partij die het eerst moet worden benaderd. Om de business case rond te krijgen zijn er volgens deelnemers meer dingen nodig vanuit de samenleving: vergunningen, lokale afzet, subsidie maar ook de wil en mogelijkheid om gezamenlijk te investeren. Andere partijen die werden genoemd om als eerste te benaderen zijn: partijen die relevante kennis en ervaring hebben (BEON, LTO, consultants), partijen die vergunningen afgeven (gemeenten, provincie, waterschap), netwerkbedrijven (voor distributie) en leveranciers (installatie zelf). Met het oog op de businesscase werden ook het energiefonds (financiering) en woningcorporaties en bedrijven met een warmtevraag genoemd.

Over de mogelijkheid om samen te werken met een lokale energiecoöperatie werd verschillend gedacht. Het vroegtijdig betrekken van een coöperatie biedt kansen zoals het creëren van draagvlak en capaciteit en het realiseren van afzetmogelijkheden. Echter, warmteprojecten duren vaak te lang en zijn te onzeker om leden en vrijwilligers gemotiveerd te houden. De variabele warmtevraag van woningen versus de continue aanvoer van biogas is een andere complicerende factor. Deelnemers zien wel kansen als het gaat om invoeren van biogas op het netwerk en samenwerking met lokale bedrijven.

 

Hoe bereik je integratie in de stad bij de realisatie van een aardgasvrije wijk?

We vroegen deelnemers ook om na te denken over een casus die zou kunnen spelen in één van de steden in Overijssel. Stel je bent gemeenteambtenaar. Je hebt de opdracht gekregen om een wijk met veel sociale woningbouw aardgasvrij te maken. Volgens de deelnemers kan zo’n project vooral veel positieve neveneffecten hebben in het sociaaleconomische domein (sociale cohesie, leefbaarheid, werkgelegenheid, brede welvaart). Opvallend genoeg wordt de relatie met klimaatadaptatie, die we juist ook in RETSI willen onderzoeken, niet benoemd.

Om als eerste te benaderen worden tal van partijen genoemd: bewoners en bewonersorganisaties, woningcorporaties, bedrijven, het waterschap en netwerkbeheerders. Een consultant kan kennis en ervaring inbrengen vanuit andere projecten. Om dit soort projecten tot een succes te maken is draagvlak bij bewoners en participatie van bedrijven cruciaal. Ook innovatie, systeemverandering, een helder einddoel en duidelijkheid over financiering worden genoemd als belangrijke randvoorwaarden. Sommige deelnemers weten uit ervaring dat het betrekken van maatschappelijke partners vaak leidt tot nieuwe inzichten. Maar, als er teveel uitdagingen en partners bij worden betrokken is dit vaak niet effectief. Andere deelnemers hebben goede ervaringen met het betrekken van bedrijven bij het vormgeven van wijktransitieplannen. Dit is niet altijd eenvoudig maar leidt tot nieuwe inzichten en innovatieve oplossingen.

 

Hoe gaan we verder in het RETSI project?

Integratie is niet eenvoudig maar wel noodzakelijk. Ruimte is schaars en we moeten het samen doen. Alleen zo kunnen we de energietransitie versnellen. Op de vraag hoe je dit dan doet geeft iedere organisatie een ander antwoord. In de afgelopen maanden hebben RETSI onderzoekers de mogelijkheden voor integratie verkent met onze partners. In de komende maanden gaan we kansen en mogelijkheden op een interactieve kaart zetten en verschillende projecten in meer detail bekijken. In projecten worden veel keuzes worden gemaakt: Wie betrek je en wie niet? Wat neem je mee en wat niet? Hoe worden kosten en baten verdeeld? Welke informatie neem je mee? In RETSI brengen we niet alleen de huidige keuzes maar ook de potentie voor integratie in kaart. Ook gaan we een aantal concrete instrumenten ontwikkelen die publieke en private partijen helpen de integratievraagstukken die spelen rondom de energietransitie beter te begrijpen.