Home Kennisplein Hoe kun je Groen Gas inbedden in het bestemmingsplan?

1 oktober 2021

Hoe kun je Groen Gas inbedden in het bestemmingsplan?

De werkgroep Groen Gas van RES West Overijssel werkt samen met de alliantiepartners van Nieuwe Energie Overijssel om de kansen voor groen gas te benutten en eventuele barrières weg te nemen.  Dit maakt  groen gas projecten kansrijker. Na een eerste sessie, waarin de deelnemers meegenomen werden in ‘het verhaal’ van groen gas, ging het in de tweede sessie over uitnodigend ruimtelijk beleid om groen gas projecten makkelijker mogelijk te maken.

 

Om de potentie van groen gas te kunnen benutten moet het gemeentelijk beleid toegesneden zijn op de groen gasproductie en locaties hiervoor beschikbaar zijn. Onder leiding van Harald Zegeren, adviseur bij Bind advies- en ingenieursbureau, die een inleiding gaf en het vertrekpunt voor deze sessie markeerde, gaf Albert Albers van Countus een presentatie over de wijze waarop gemeenten monomestvergisting op boerderijschaal kunnen inbedden in hun bestemmingsplannen. Albert Albers lichte toe wat er bij de milieutoets komt kijken en noemde aan de hand van voorbeelden aandachtspunten en verbeteropties voor voorschriften in bestemmingsplannen. Zijn credo is “regel simpel wat simpel kan: monovergisting bij recht”. Tijdens de sessie werden ook ervaringen van gemeenten gedeeld die hun ruimtelijke plannen al toegesneden hebben op boerderijvergisters. Met deze ervaringen van de praktijk kunnen gemeenten van elkaar leren en zo sneller aan de slag.

Vragen en antwoorden

Ook werden er vragen gesteld en beantwoord, die wij graag voor kennisdeling willen verzamelen. De beantwoording namen experts vanuit provincie Overijssel, Stichting Biogrondstoffen en Duurzame Energie Oost Nederland (BEON) en Countus voor hun rekening.

 

Met wat voor omvang vergister heb je te maken bij 25.000 m3 mest per jaar? Hoeveel koeien zijn hier ongeveer voor nodig qua mesthoeveelheid?

Voor een melding Activiteitenbesluit  (§ 3.5.10) mag een bedrijf max. 25.000 m3 uitsluitend dierlijke mest per jaar vergisten. Dat is een bedrijf met een omvang van 500 tot 800 melkkoeien. Dat is best veel en dan spreek je van een grote boer. In Overijssel zijn er maar een paar bedrijven van deze omvang.

 

Wanneer is er een bouwvlakvergroting nodig? Is dit in alle gevallen nodig?

Nee, wat hier oranje ingetekend is (zie sheet 7 van de presentatie) betreft de uitbreiding van het hele bedrijf. De oranje vakjes onderaan de tekening  betreffen de ruimte die nodig is voor de monovergister. De vierkante grotere vlakken dienen voor opslag. Vaak is het nog een gepuzzel om een monomestvergister op het bouwvlak kwijt te kunnen.

 

Met ‘participatie’ bedoel je de omgeving meenemen?
Precies, de omgeving ‘meenemen’ in je plannen levert draagvlak op voor een vergisterproject en is iets anders dan financieel participeren in een project. De voorwaarde van participatie kan een gemeente in het bestemmingsplan met een binnenplanse afwijking of wijzigingsbevoegdheid opnemen (zie Sheet 8). Met de Omgevingswet komt participatie nog meer centraal te staan.

 

Financiële participatie is bij een kleinere monovergister toch eigenlijk geen optie? Of wel?
Een bundeling van een aantal kleine projecten in zogenaamde biogas- of groengas hubs is uiteraard mogelijk.  Dat gebeurt al op enkele plaatsen waar meerdere boeren in een energie coöperatie of stichting samenwerken. Het zou daarom mooi zijn als we monovergisters planologisch obstakelvrij krijgen.

 

Welke activiteiten veroorzaken bij een monomestvergister op eigen boerderij N-verhoging?

Boerderijvergisters moeten in het kader van de Wet Natuurbescherming getoetst worden op toename van hun stikstofemissie. Hier wordt ter bescherming van de flora en fauna gekeken naar de effecten van de bedrijfsvoering op de Natura 2000 gebieden. Door toename van vervoersbewegingen kan er bijvoorbeeld een toename van stikstofemissies ontstaan. Het is dan aannemelijk dat er een melding of een vergunning nodig is, waarbij uiteraard intern of extern gesaldeerd mag worden.

 

Wanneer stikstof-depositie een belemmering is kan toch ook worden gekozen voor een stikstof-stripper?

Met een stikstofstripper wordt stikstof uit de mest of uit het digestaat gehaald om vervolgens te gebruiken als meststof op het land (bespaart tot 100% kunstmest!). Stikstof strippen heeft geen directe invloed op de depositie vanuit het agrarische bedrijf zelf, maar op depositie door mest- of digestaat uitrijden op het land. De stikstofuitstoot op het land kan hiermee tot 50% beperkt worden. Kenmerk van mestvergisting is dat het in gesloten systemen plaatsvindt: je wil namelijk methaan (biogas) opwekken en gebruiken. Uit de vergister zelf komt dus geen stikstof vrij, wel uit overige activiteiten op het erf.

 

Door dagverse mest te vergisten daalt toch de ammoniakemissie, en ook de N-depositie?

Ja, dat klopt. Het voordeel bij mestvergisting is dat vaak de dikke en dunne mest via een duurzame stalvloer gelijk gescheiden wordt. Dagverse mest in de vergister leiden zorgt namelijk voor een hogere biogasopbrengst. En dat levert  dus vanuit de stal een besparing van de ammoniakemissie op tot 50% (in ammoniak zit stikstof in)!

 

In hoeverre heb je baat bij regels van andere gemeenten?

Een van de aanwezige deelnemers heeft gekeken naar de regelingen van Tubbergen en Dinkelland. Geconcludeerd werd dat ze veel van elkaar verschillen. Er werd gekeken welke regels men in het omgevingsplan mee zou willen nemen en hoe het voor aanvragers wat gemakkelijker kon worden gemaakt. De beleidsdocumenten lees je nu niet als een roman weg. Een van de basisregels om naar te kijken zou zijn: vasthouden aan 25.000 m3 per jaar. Dit is een mooie schaalgrootte en sluit ook goed aan bij huidige kruimelgevallenregeling (bijlage 2, artikel 4 BOR).

 

Het is goed om een inventarisatie van mogelijke regels te maken en tot een voorstel met standaardregels te komen voor de huidige bestemmingsplannen. Misschien kunnen de ‘veegplannen’ van andere gemeentes hierin ook worden meegenomen. Voor die maatwerkregels geldt: kijken of die toepasbaar zijn in de bestemmingsplannen van een betreffende gemeente en meenemen in het omgevingsplan over 1-2 jaar (in het kader van de nieuwe Omgevingswet).

 

“Biogas opwekken en alleen voor eigen energievoorziening gebruiken’: is toch achterhaald? Dat gebeurd nooit.

Dit voorschrift in een bestemmingsplan is inderdaad onrealistisch en vaak onmogelijk.

 

Moet je de boeren betrekken bij het opstellen van de nieuwe regels over participatie of is dit minder relevant?

Participatie bij het opstellen van de omgevingsplan gaf veel gedoe, met name als het gaat om de monovergisters. Het opstellen van participatieregels is ook veel werk. De aanvrager kan het beste met omgeving in gesprek gaan en vandaaruit een idee vormen hoe hij die buurt  in zijn plannen meeneemt.

 

Enkele issues

Hier enkele issues die in de discussie over regels voor monovergisters naar voren kwamen: wat wil je wel of niet regelen en/of verplicht stellen?

  • wellicht een tweedeling: a) voor sec monovergisting en/of b) toestaan van mono- en covergisting? Ook noemen wat de verschillen tussen de 2 zijn.
  • Regels over ‘uitstraling’ vergisters (ruimtelijke inbedding) . Hoogste vergisters staat nu bijvoorbeeld tot 10 meter toe (een vergister kan ook ingegraven worden?).
  • denk ook aan verkeersveiligheid, geur en aantal verkeersbewegingen als relevante afwegingspunten.

 

Aan het einde van de sessie werd een schrijfgroep samengesteld die aan de slag gaat om een gezamenlijk format voor de regio of standaardbeleidsplan te ontwikkelen dat kan dienen als voorbeeld om beleid op te stellen of aan te passen.

 

Verdienmodellen

Een voorbeeld waarmee boeren hun mest in kunnen zetten als verdienmodel is de pilot van Nieuwkoopse boeren in Zuid Holland. Zij verleasen aan de industrie hun stikstofruimte , die vrijkomt doordat met stalvloeraanpassingen de mest in dikke en dunne fractie kan worden gescheiden. Deze stalinnovatie kan tot wel 70 procent besparing opleveren op de huidige stikstofuitstoot. Dat alleen al brengt een aanzienlijk stikstofreductie met zich mee, en dan wordt de mest nog niet eens vergist!

 

Dit verdienmodel met stikstofhandel wordt door de boeren ook als alternatief gezien voor de opkoopregelingen van de overheid, waar veel boeren op tegen zijn. Het is een win-win situatie: de industrie die nu niet kan uitbreiden wordt geholpen, en de boeren kunnen met de opbrengsten innoveren en verduurzamen.