8 februari 2024

7 min leestijd

De energietransitie in acht afbeeldingen; dit zijn de belangrijkste afwegingen

We stoppen met het gebruiken van fossiele energie en stappen over op hernieuwbare energie. Maar wat komt er eigenlijk in de plaats van leidingen voor gas en tankstations met benzine?

Het betekent een gigantische verbouwing van ons energiesysteem. Minstens even groot als toen we ons gasnetwerk aanlegden. En dringend nodig, want nu al loopt ons elektriciteitssysteem vast.

Aan de hand van 8 afbeeldingen bespreken we de afwegingen en dilemma’s op weg naar het energiesysteem van de toekomst. Het doel? Een betrouwbaar, betaalbaar en schoon energiesysteem.

Onder aanvoering van de provincie Overijssel wordt gewerkt aan de Energievisie, die begin 2025 moet worden opgeleverd. In dit transitieverhaal lees je welke afwegingen bij het opstellen ervan worden gemaakt.

 

De energievraag in 2050

Hoeveel energie hebben we überhaupt nodig over 25 jaar? De grootste vraag naar energie komt uit de gebouwde omgeving. Huizen, kantoren en andere gebouwen die vooral energie vragen om verwarmd te worden. Mobiliteit, industrie en landbouw zijn de andere sectoren. In de visualisatie is te zien met welke groei rekening wordt gehouden.

De totale energievraag in 2050 wordt, met wat slagen om de arm, ingeschat op ruim 50 Peta joule (PJ). De huidige vraag is 85-90 PJ.

Hoe voorzien we in onze energievraag

Gas en olie vullen op dit moment ruim tweederde van de energievraag in. Daar is onze huidige infrastructuur op gebouwd. Deze visualisatie maakt duidelijk hoe groot de omslag van ons energiesysteem is.

Wat opvalt is dat de totale energievraag flink terugloopt, terwijl de vraag naar elektriciteit ruim verdubbeld. Dit is één van de vier scenario’s uit de ‘integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 (II3050)’. De gezamenlijke netbedrijven hebben hierin scenario’s voor het energiesysteem in 2050 uitgetekend, voor een klimaatneutraal Nederland. Dat de totale energievraag terugloopt, komt vooral doordat elektrisch rijden en elektrisch verwarmen veel minder (60%-75%) energie vraagt.

De reden dat de vraag naar elektriciteit zo toeneemt, is dat het voor vrijwel alle sectoren een efficiënte bron van energie is. Zo weten we bijvoorbeeld dat elektrisch autorijden veel energie-efficiënter is dan autorijden met benzine.

Het gebruik van olie en gas zal de komende jaren steeds meer ontmoedigd worden. De meest logische keuze voor de drie genoemde sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie/landbouw) is overstappen op elektriciteit.

Dat gebeurt nu al volop. Maar dat levert grote uitdagingen op voor het elektriciteitsnet. Op twee manieren. De eerste is de omvang van het net. Hoe fors willen we deze versterken?  En hoe snel kunnen we dat aanpassen? De tweede uitdaging is de beschikbaarheid van elektriciteit. Elektriciteit kan duurzaam opgewekt worden met zonnepanelen en windturbines. Maar redden we dat dag en nacht en in de zomer en winter? En hoeveel windturbines en zonnepanelen wensen we? Over duurzame opwek lees je later in dit verhaal meer.

Eerst nog even over dat elektriciteitsnet. Dat zouden we misschien wel vier keer zo sterk moeten maken als het nu is. Maar dan lopen de kosten heel erg op. Nog los van het probleem of we dit wel snel genoeg kunnen bouwen. Dat leidt nu al tot problemen: in bijna heel Nederland is sprake van netcongestie.

Om tot een betrouwbaar energiesysteem te komen, doen we er verstandig aan om de opties van de andere energiebronnen te verkennen en niet alles in te zetten op elektriciteit. Kunnen we de elektriciteitsvraag enigszins beperken? Vanuit het Rijk is hier energiebesparing met prioriteit voor op de agenda gezet. Daarnaast kunnen we inzetten op warmtenetten, biogas en waterstof. Als het mogelijk is meer met deze bronnen te doen, neemt de belasting op het elektriciteitsnet af.

We zoomen in op elk van de drie.

Potentie warmtenetten

Waar veel huizen en gebouwen dichtbij elkaar staan, zijn warmtenetten een kansrijk idee. Warmte kun je uit de bodem halen, bijvoorbeeld met geothermie. Of je gebruikt restwarmte uit de industrie. In Overijssel is afvalverwerker Twence daarvan een voorbeeld. Uit het verbranden van afval komt heel veel warmte vrij. Daar kunnen in potentie 100.000 woningen mee worden verwarmd. De vraag is wel of we op termijn nog zoveel afval blijven verbranden, en welke alternatieve restwarmtebronnen er nog ontstaan bij de overgang naar een circulaire econome. Zo moet over warmtebronnen dus goed nadenken, want een warmtenet is ingewikkeld om aan te leggen en kostbaar. Dat doe je niet voor de korte termijn.

De grote uitdaging is dat heel veel mensen het moeten willen. Het is uiteindelijk een keuze achter de voordeur. De praktijk zal weerbarstig zijn, lang niet iedere inwoner zal, om wat voor reden dan ook, mee willen doen aan een gezamenlijk project. Het moet voor inwoners en ondernemers ook financieel aantrekkelijk worden.

Al met al bieden warmtenetten dus wel potentie om ruim 10% van de totale energievraag in 2050 in te vullen.

 

Potentie biogas

Biogas is weliswaar een brandstof, zoals het gas dat we kennen, maar toch duurzaam. Er komt wel CO2 vrij, maar dat is CO2 die heel recent nog uit de lucht opgenomen door planten, bomen en gewassen. Deze biomassa is de bron van biogas.

Mestvergisting is een van de manieren om aan biogas te komen. Het is een goed idee voor duurzame landbouw. Er zijn verschillende onderzoeken met verschillende resultaten, maar het is veilig om te zeggen dat je de stikstofemissie kan halveren en methaanemissie (een krachtiger broeikasgas dan CO2) met 85% terug kan brengen.

In dit transitieverhaal lees je alles over mestvergisting.

Gasvormige energiedragers kunnen makkelijk hoge temperaturen leveren. Zij spelen dus een belangrijke rol in de warmtevraag. Van huizen die moeilijk te isoleren zijn bijvoorbeeld. En industrieën die voor hun processen afhankelijk zijn van zeer hoge temperaturen. Denk aan asfaltfabrieken of broodbakkerijen. Als het boven de 150 graden Celsius komt, is dat steeds moeilijker  te elektrificeren.

Een groot deel van het Overijsselse kansen voor biogas komen vanuit mestvergisting.

Als we deze optie kiezen kunnen we hiermee 5 tot bijna 10% van de Overijsselse energievraag in 2050 invullen.. Dit vraagt wel een flinke inspanning. We zitten nu. Nog maar op een vijfde van deze ambitie. We gebruiken nu minder dan 10% van de beschikbare mest.

Hoe gaan we dat doen in Overijssel?

Om van problemen naar oplossingen te komen, zijn we volop bezig met een aantal ontwikkelingen. Ter illustratie:

Slimme keuzes, zoals niet alles elektrificeren

De warmte die vrij komt bij afvalverwerker Twence, gaan we gebruiken om 100.000 woningen te verwarmen, dat is 20% van de woningvoorraad in Overijssel. De mogelijkheden om restwarmte van productieprocessen in te zetten voor verwarming zijn nog veel groter. En overal waar we dit kunnen doen, hoeven we verwarming niet te elektrificeren.

Beter benutten, zoals verbruik balanceren

Op meerdere plekken in Overijssel worden energiehubs ontwikkeld waar vraag en aanbod worden gebalanceerd en lokale opwek wordt opgeslagen en verdeeld. Bedrijven spreken met elkaar af op gezette tijden overbelasting van het net te vermijden en te mijden en het productieproces iets af te schalen, of het wagenpark te laden op momenten dat het kan. Of overproductie van lokaal opgewekte elektriciteit om te zetten in waterstof, waardoor een waterzuiveringsinstallatie kan verduurzamen. Bedrijven realiseren zo samen met de netbeheerder vele procenten meer ruimte binnen dezelfde capaciteit van het net. Zo kunnen bedrijven toch groeien en verduurzamen.

Ontwikkelingen sturen met infrastructuur

Waar brengen we waterstofleidingen naartoe? Waar investeren we in grootschalige warmtenetten? Wat mag het kosten? Dit zijn dilemma’s die we niet uit de weg gaan. Want met de keuze voor waterstof-leidingen, stuur je indirect op waar bepaalde industrie wel of niet komt, of waar het zelfs geen perspectief meer heeft. Niet alles kan overal.

Schaarste verdelen en investeringen prioriteren

De snelheid waarmee het net kan worden uitgebreid loopt achter op de vraag. En we hebben al te weinig capaciteit. We moeten schaarse capaciteit verdelen. Waar wordt het netwerk als eerste uitgebreid? We prioriteren op basis van maatschappelijk belang. Door daar met belanghebbenden samen uit te komen kunnen we samen de schouders zetten onder de uitvoering.

20%

van de woningvoorraad verwarmen met warmte van afvalverwerker Twente.

Een nieuw systeem: prioriteren en structureren

We hadden een systeem waarin vraag en aanbod goed voorspelbaar waren. We gaan naar een systeem met meer energiebronnen en wisselende, moeilijker voorspelbare vraag en aanbod. Waarin we ons anders moeten gedragen. Eenvoudig gezegd: niet iedereen kan op hetzelfde moment de auto opladen, de warmtepomp aan doen en wasjes draaien.

Dat is niet persé slecht nieuws, het biedt ook kansen. Bedrijven die erin slagen flexibel te zijn kunnen profiteren. Door productieprocessen aan te passen op pieken en dalen in energie-aanbod bijvoorbeeld, hebben zij lagere netkosten en energieprijzen.

De ontwikkeling van dit nieuwe energiesysteem moeten we in goede banen leiden en vraagt om keuzes. Daarom werken we in 2024 aan een Energievisie en een provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK).

Het pMIEK houdt zich bezig met prioritering

Het pMIEK regelt dat schaarste niet willekeurig wordt verdeeld, maar dat bij de verdeling het maatschappelijke belang wordt gewogen. Welke investering vraagt om voorrang, wat vinden we belangrijk? Het pMIEK spreekt zich uit over de kortere termijn, tot 2035.

    • Netbeheerders bepalen in welke volgorde individuele klanten worden aangesloten. Voor de keuze waar zij nieuwe, aanvullende capaciteit op het netwerk gaan realiseren zijn ook provincies aan zet. Wij wegen het maatschappelijk belang mee en geven aan op welke locaties uitbreiding het meest gewenst is.

 

    • Dat zijn soms lastige keuzes. Het realiseren van een netverzwaring bij een bedrijventerrein kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de woningbouwopgave.

 

    • Deze prioritering geeft netbeheerders houvast in het maken van hun investeringsbeslissingen, en maakt duidelijk aan bedrijven, gemeenten en andere sectoren waar bepaalde ontwikkelingen op korte termijn mogelijk zijn, en waar niet.

 

    • Het resultaat geeft daarmee ook duidelijkheid voor locaties waar uitbreiding niet (of niet op korte termijn) gerealiseerd zal worden en men op andere oplossingen in moet zetten. Denk daarbij aan energiehubs, flexibilisering van de vraag, opslag in batterijen of omzetting (van elektriciteit in warmte of waterstof).

 

  • Zo’n prioritering met draagvlak vormt ook de onderlegger voor decentrale overheden en netbeheerders om samen de schouders te zetten onder snelle realisatie.

De Energievisie houdt zich bezig met hoe het systeem er in de toekomst uit gaan zien

De energievisie geeft richting aan de grote verbouwing van ons energiesysteem. In de Energievisie brengen we in kaart hoe de vraag naar energie zich gaat ontwikkelen, waar we welke ontwikkelingen voorzien en op basis van welke uitgangspunten en principes we keuzes maken.

    • Hoe gaat de vraag naar energie zich ontwikkelen, ook kijkend naar de transitieplannen van bijvoorbeeld grote industriële bedrijven en de ontwikkeling van woningbouw?

 

    • En met welke energiemix (zon, wind, kernenergie) voorzien we in die vraag?

 

    • In welke gebieden kunnen we slim omgaan met restwarmte, in combinatie met warmtenetten voor moeilijk te isoleren wijken of gebouwen? En welk positief effect heeft dat op investeringen in het elektriciteitsnet?

 

    • Waar komt een aftakking van het landelijke waterstofnetwerk en waar kan industrie die daarvan afhankelijk is zich dus het beste vestigen? Zo weten bedrijven met een specifieke energievraag waar een goed vestigingsklimaat is.

 

    • Voor welke industriële processen blijft gas de enige optie en wat is ervoor nodig dat te vervangen door biogas, via bijvoorbeeld mestvergisting? En hoe kan vergisting dus ook een plek krijgen in verduurzaming van de landbouw?

 

  • Waar moeten we zoeken naar alternatieven voor het elektrificeren van warmte in de gebouwde omgeving, omdat het een te zwaar beroep doet op het net en er wel een alternatief lijkt te zijn?

 

Kortom, de energievisie zet voor het Overijsselse systeem de stip op de horizon (2050) en het pMIEK geeft aan welke eerste stappen nu gezet dienen te worden met prioriteit.

Hoe we daar komen

Beide documenten worden in 2024 door de provincie ontwikkeld, in samenwerking met gemeenten, netbeheerders en belangenorganisaties. Dat begint bij beide processen met een analyse van de huidige en verwachte ontwikkeling van vraag en aanbod. We werken aan basisprincipes, formuleren ontwikkelpaden en uiteindelijk werken we toe naar een toekomstscenario, op basis waarvan keuzes worden gemaakt. En dat proces gaan we vaker doen, want ook de energietransitie is onvoorspelbaar. Zo wordt het pMIEK iedere twee jaar geactualiseerd.

Verhouding tot andere plannen zoals Omgevingsvisie en Regionale Energie Strategie

Binnen en buiten het provinciehuis wordt gewerkt aan diverse plannen die raken aan de ontwikkeling van het energiesysteem. Hoeveel woningen komen er de komende jaren in Overijssel bij? Waar ontwikkelen we laadpleinen en hoeveel laadpalen komen er? Welke ambities hebben we als het gaat om economische ontwikkeling? Hoe ontwikkelt duurzame opwek van energie zich?

Al deze ontwikkelingen hebben een relatie met het energiesysteem en de ontwikkeling van beide documenten. In het opstellen ervan zoeken we daarom nadrukkelijk de samenwerking en zorgen we dat plannen op elkaar aansluiten. Zo ontwikkelen we een systeem dat werkt.

Vaststelling

De Energievisie wordt vastgesteld door Provinciale Staten. Het pMIEK wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Een tussenproduct van het pMIEK is het afwegingskader. Deze wordt vastgesteld door Provinciale Staten.

Contact

Meer weten of meepraten?
Neem dan contact op met:

Evert de Zoeten
Projectleider pMIEK
e.d.zoeten@overijssel.nl
06 3110 0003
Mart oude Egbrink
Projectleider Energievisie
m.oudeegbrink@overijssel.nl
06 5016 4382
Coen Hanschke
Strateeg Energietransitie
cb.hanschke@overijssel.nl
06 1039 6732