8 februari 2024

7 min leestijd

Een nieuw energiesysteem

Overijssel zit midden in de energietransitie. In de Klimaatwet is vastgelegd dat we in 2030 55% minder CO2 uitstoten en per 2050 volledig CO2-neutraal zijn. Daar is een nieuw energiesysteem voor nodig, en dat geeft groeipijn. Provincie Overijssel heeft een belangrijke rol om lokale problemen en mogelijke oplossingen in goede banen te leiden, door bovenregionaal de goede keuzes te maken.

 

Om tot goede keuzes te komen, wordt er onder aanvoering van de provincie Overijssel een plan gemaakt voor prioritering van investeringen in kabels, stations en aansluitingen (pMIEK) en een visie op het energiesysteem als geheel (Energievisie). Daarover lees je in deze longread meer. Je kan dit verhaal ook als PDF downloaden, via deze link.

Over de problemen van nu

Het huidige energiesysteem in Nederland is ontstaan vanuit grootschalige productie van elektriciteit uit steenkool, olie en aardgas op een paar centrale plekken in Nederland en de luxe van een grote eigen gasbel. ^Deze energie wordt over het hele land getransporteerd naar onze huizen en iedereen die dat wil heeft gas en stroom op ieder gewenst moment van de dag. Maar deze vanzelfsprekendheid ligt achter ons.^

 

We stappen in hoog tempo van aardgas, benzine en andere brandstoffen af en vervangen veel daarvan door elektriciteit. Steeds meer opwek van elektriciteit gebeurt – in plaats van centraal via kolen- en gascentrales – decentraal via windturbines en zonnepanelen. Op allerlei plekken in Nederland wordt lokaal elektriciteit geproduceerd zonder dat dit altijd goed te voorspellen is door de afhankelijkheid van het weer. En op allerlei plekken wordt ineens veel meer afgenomen doordat verwarming, transport en productieprocessen worden geëlektrificeerd.

 

Er ligt nu een veel grotere opgave voor de netbeheerders om vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen. Het gevolg is dat het elektriciteitsnet wordt gebruikt op een manier waarop het niet is ontworpen. Voor veel meer toepassingen wordt elektriciteit gebruikt, vaak ook nog op hetzelfde moment. Op zo’n moment kan ruimtetekort ontstaan en krijg je file op het elektriciteitsnet. Meer ruimte via andere infrastructuur, zoals waterstofleidingen of warmtenetten, is vaak nog niet ontwikkeld.

De vanzelfsprekendheid ligt achter ons.

Typische transitiepijn

Voor zowel lokaal opwekken en op het net brengen van elektriciteit, als voor realiseren van nieuwe aansluitingen, is voorlopig geen ruimte. Het net zit op slot. Wat netbeheerders voorspellen aan stijgende vraag kan gewoonweg niet snel genoeg worden bijgebouwd. In ieder geval niet tot 2030.

 

Waar alle benodigde opschaling van infrastructuur eerder eenvoudig bijgebeend kon worden door netbeheerders, ontstaan er nu wachtlijsten. Bedrijven krijgen geen aansluiting meer, windparken kunnen niet overal meer worden aangesloten. Taxibedrijven krijgen hun wagenpark niet opgeladen.

Dit kan voor pijnlijke situaties zorgen. Ondernemers die vastlopen, maar ook zaken van groot maatschappelijk belang moeten soms gewoon wachten. En tegelijkertijd moet de verduurzaming wel doorgaan. Nieuwe wijken moeten kunnen worden aangesloten. Bedrijven moeten kunnen groeien om toekomstperspectief te houden. We moeten laadpleinen kunnen blijven bouwen om in 2030 alle bussen emissievrij te laten rijden.

Hoe gaan we dat doen in Overijssel?

Om van problemen naar oplossingen te komen, zijn we volop bezig met een aantal ontwikkelingen. Ter illustratie:
 

Slimme keuzes, zoals niet alles elektrificeren

De warmte die vrij komt bij afvalverwerker Twence, gaan we gebruiken om 100.000 woningen te verwarmen, dat is 20% van de woningvoorraad in Overijssel. De mogelijkheden om restwarmte van productieprocessen in te zetten voor verwarming zijn nog veel groter. En overal waar we dit kunnen doen, hoeven we verwarming niet te elektrificeren.
 

Beter benutten, zoals verbruik balanceren

Op meerdere plekken in Overijssel worden energiehubs ontwikkeld waar vraag en aanbod worden gebalanceerd en lokale opwek wordt opgeslagen en verdeeld. Bedrijven spreken met elkaar af op gezette tijden overbelasting van het net te vermijden en te mijden en het productieproces iets af te schalen, of het wagenpark te laden op momenten dat het kan. Of overproductie van lokaal opgewekte elektriciteit om te zetten in waterstof, waardoor een waterzuiveringsinstallatie kan verduurzamen. Bedrijven realiseren zo samen met de netbeheerder vele procenten meer ruimte binnen dezelfde capaciteit van het net. Zo kunnen bedrijven toch groeien en verduurzamen.
 

Ontwikkelingen sturen met infrastructuur

Waar brengen we waterstofleidingen naartoe? Waar investeren we in grootschalige warmtenetten? Wat mag het kosten? Dit zijn dilemma’s die we niet uit de weg gaan. Want met de keuze voor waterstof-leidingen, stuur je indirect op waar bepaalde industrie wel of niet komt, of waar het zelfs geen perspectief meer heeft. Niet alles kan overal.
 

Schaarste verdelen en investeringen prioriteren

De snelheid waarmee het net kan worden uitgebreid loopt achter op de vraag. En we hebben al te weinig capaciteit. We moeten schaarse capaciteit verdelen. Waar wordt het netwerk als eerste uitgebreid? We prioriteren op basis van maatschappelijk belang. Door daar met belanghebbenden samen uit te komen kunnen we samen de schouders zetten onder de uitvoering.

20%

van de woningvoorraad verwarmen met warmte van afvalverwerker Twente.

Een nieuw systeem: prioriteren en structureren

We hadden een systeem waarin vraag en aanbod goed voorspelbaar waren. We gaan naar een systeem met meer energiebronnen en wisselende, moeilijker voorspelbare vraag en aanbod. Waarin we ons anders moeten gedragen. Eenvoudig gezegd: niet iedereen kan op hetzelfde moment de auto opladen, de warmtepomp aan doen en wasjes draaien.

Dat is niet persé slecht nieuws, het biedt ook kansen. Bedrijven die erin slagen flexibel te zijn kunnen profiteren. Door productieprocessen aan te passen op pieken en dalen in energie-aanbod bijvoorbeeld, hebben zij lagere netkosten en energieprijzen.

De ontwikkeling van dit nieuwe energiesysteem moeten we in goede banen leiden en vraagt om keuzes. Daarom werken we in 2024 aan een Energievisie en een provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK).

Het pMIEK houdt zich bezig met prioritering

Het pMIEK regelt dat schaarste niet willekeurig wordt verdeeld, maar dat bij de verdeling het maatschappelijke belang wordt gewogen. Welke investering vraagt om voorrang, wat vinden we belangrijk? Het pMIEK spreekt zich uit over de kortere termijn, tot 2035.
 

  • Netbeheerders bepalen in welke volgorde individuele klanten worden aangesloten. Voor de keuze waar zij nieuwe, aanvullende capaciteit op het netwerk gaan realiseren zijn ook provincies aan zet. Wij wegen het maatschappelijk belang mee en geven aan op welke locaties uitbreiding het meest gewenst is.
  •  

  • Dat zijn soms lastige keuzes. Het realiseren van een netverzwaring bij een bedrijventerrein kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de woningbouwopgave.
  •  

  • Deze prioritering geeft netbeheerders houvast in het maken van hun investeringsbeslissingen, en maakt duidelijk aan bedrijven, gemeenten en andere sectoren waar bepaalde ontwikkelingen op korte termijn mogelijk zijn, en waar niet.
  •  

  • Het resultaat geeft daarmee ook duidelijkheid voor locaties waar uitbreiding niet (of niet op korte termijn) gerealiseerd zal worden en men op andere oplossingen in moet zetten. Denk daarbij aan energiehubs, flexibilisering van de vraag, opslag in batterijen of omzetting (van elektriciteit in warmte of waterstof).
  •  

  • Zo’n prioritering met draagvlak vormt ook de onderlegger voor decentrale overheden en netbeheerders om samen de schouders te zetten onder snelle realisatie.

De Energievisie houdt zich bezig met hoe het systeem er in de toekomst uit gaan zien

De energievisie geeft richting aan de grote verbouwing van ons energiesysteem. In de Energievisie brengen we in kaart hoe de vraag naar energie zich gaat ontwikkelen, waar we welke ontwikkelingen voorzien en op basis van welke uitgangspunten en principes we keuzes maken.
 

  • Hoe gaat de vraag naar energie zich ontwikkelen, ook kijkend naar de transitieplannen van bijvoorbeeld grote industriële bedrijven en de ontwikkeling van woningbouw?
  •  

  • En met welke energiemix (zon, wind, kernenergie) voorzien we in die vraag?
  •  

  • In welke gebieden kunnen we slim omgaan met restwarmte, in combinatie met warmtenetten voor moeilijk te isoleren wijken of gebouwen? En welk positief effect heeft dat op investeringen in het elektriciteitsnet?
  •  

  • Waar komt een aftakking van het landelijke waterstofnetwerk en waar kan industrie die daarvan afhankelijk is zich dus het beste vestigen? Zo weten bedrijven met een specifieke energievraag waar een goed vestigingsklimaat is.
  •  

  • Voor welke industriële processen blijft gas de enige optie en wat is ervoor nodig dat te vervangen door biogas, via bijvoorbeeld mestvergisting? En hoe kan vergisting dus ook een plek krijgen in verduurzaming van de landbouw?
  •  

  • Waar moeten we zoeken naar alternatieven voor het elektrificeren van warmte in de gebouwde omgeving, omdat het een te zwaar beroep doet op het net en er wel een alternatief lijkt te zijn?

 

Kortom, de energievisie zet voor het Overijsselse systeem de stip op de horizon (2050) en het pMIEK geeft aan welke eerste stappen nu gezet dienen te worden met prioriteit.

Hoe we daar komen

Beide documenten worden in 2024 door de provincie ontwikkeld, in samenwerking met gemeenten, netbeheerders en belangenorganisaties. Dat begint bij beide processen met een analyse van de huidige en verwachte ontwikkeling van vraag en aanbod. We werken aan basisprincipes, formuleren ontwikkelpaden en uiteindelijk werken we toe naar een toekomstscenario, op basis waarvan keuzes worden gemaakt. En dat proces gaan we vaker doen, want ook de energietransitie is onvoorspelbaar. Zo wordt het pMIEK iedere twee jaar geactualiseerd.
 

Verhouding tot andere plannen zoals Omgevingsvisie en Regionale Energie Strategie

Binnen en buiten het provinciehuis wordt gewerkt aan diverse plannen die raken aan de ontwikkeling van het energiesysteem. Hoeveel woningen komen er de komende jaren in Overijssel bij? Waar ontwikkelen we laadpleinen en hoeveel laadpalen komen er? Welke ambities hebben we als het gaat om economische ontwikkeling? Hoe ontwikkelt duurzame opwek van energie zich?

Al deze ontwikkelingen hebben een relatie met het energiesysteem en de ontwikkeling van beide documenten. In het opstellen ervan zoeken we daarom nadrukkelijk de samenwerking en zorgen we dat plannen op elkaar aansluiten. Zo ontwikkelen we een systeem dat werkt.
 

Vaststelling

De Energievisie wordt vastgesteld door Provinciale Staten. Het pMIEK wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Een tussenproduct van het pMIEK is het afwegingskader. Deze wordt vastgesteld door Provinciale Staten.

Contact

Meer weten of meepraten?
Neem dan contact op met:

 
Evert de Zoeten
Projectleider pMIEK
e.d.zoeten@overijssel.nl
06 3110 0003
 

Mart oude Egbrink
Projectleider Energievisie
m.oudeegbrink@overijssel.nl
06 5016 4382
 

Coen Hanschke
Strateeg Energietransitie
cb.hanschke@overijssel.nl
06 1039 6732